Van Pemba ( Mozambique) tot Dodoma (Tanzania)

12 mei 2013 - Dodoma, Tanzania

Mambo! Poa! Vanuit Tanzania..

Het onderstaande verhaal is erg lang geworden omdat ik ondertussen alweer een tijdje niet heb geschreven. Hieronder heb ik weer een link geplakt naar de foto’s.. So feel free to skip my story and go straight to the pictures:

https://picasaweb.google.com/102779940520925305445/PembaTotDodomaTanzania?authuser=0&authkey=Gv1sRgCI2Vztzpx6ybQA&feat=directlink 

Na Ilha de Mozambique zijn we doorgereden naar Pemba. We hebben daar een paar dagen gekampeerd, van ‘t heerlijke eten genoten, internet gebruikt en een snorkeltrip gemaakt. Dit was helaas niet zo bijzonder, er waren erg veel kwallen en het koraal en de vissen waren niet zo indrukwekkend. Toen we terugvaarden naarhet vaste land werden we omringd door een grote groep dolfijnen, wat het toch wel weer erg leuk maakte!

Na deze stop zijn we doorgegaan naar Ibo, een eiland verder in het noorden. We hebben onze auto (betaald en ‘beveiligd’) achtergelaten bij ‘Gringo’s Place. Dit klinkt misschien wat moderner dan het was, aangezien het gewoon op het erf was bij mensen die daar wonen en daar een handeltje van maken. We hebben daar de nacht in onze tent doorgebracht, aangezien de boot zou vertrekken met hoogtij, om 6 uur ‘s ochtends. Die ochtend zijn we dus om 5 uur opgestaan en zijn we op de grond gaan zitten bij wat andere mensen. Het werd er steeds drukker, vrouwen die wat eten probeerden te verkopen, kinderen die knikkerden (iedereen had 1 knikker en kreeg deze na een potje, in het zand, weer terug). Joris heeft na een tijdje zijn tablet gepakt en heeft daarop spelletjes gedaan met de kinderen en een aantal nieuwsgierige vrouwen. Het was ondertussen een paar uur later en totaal niet duidelijk of er uberhaupt een boot zou komen. Toen er een paar uur later toch een boot aankwam en alles en iedereen was uitgeladen, zijn wij een paar keer opgestaan om te zien of we er op moesten, we wilden hem tenslotte niet missen. Ik denk dat we uiteindelijk rond 10u. zijn vertrokken op een overvolle boot (Chappa), met veel mensen, voedsel en bagage. Allemaal best verwarrend, maar daardoor juist ook wel weer leuk.

Op het eiland hebben we gelogeerd in een eenvoudig hotelletje van een Franse chef en zijn Mozambikaanse vrouw. Hij was helaas boodschappen doen op het vaste land, maar zij kon gelukkig ook erg lekker koken. We wilden vanaf Ibo eigenlijk een aantal dagen op een soort boot safari, aangezien het onderdeel is van een gigantisch archipel. Echter, omdat er vanwege het laagseizoen bijna geen toeristen waren zou dit erg duur worden (omdat we dan alles met z’n tweeen zouden moeten betalen), dus dat hebben we maar niet gedaan. We hebben wel heerlijk gewandeld, gezwommen en gelezen. Toen we weer terugkwamen op het vaste land hebben we een jongen van het eiland een lift gegeven, hij moest naar een begrafenis. Aangezien we geen plek hebben voor een extra passagier, ben ik op de armsteun in het midden gaan zitten. Dit bleek best een uitdaging op een hobbelweg en de rit naar zijn ouderlijk huis was een stuk langer dan we hadden verwacht. Toen hij uitstapte zei hij geen ‘dankjewel’. Wij vonden dat een beetje raar, maar hoorden later dat mensen dat hier ook niet zeggen. Ze zouden het meer als iets vanzelfsprekends beschouwen dat je elkaar helpt.

De rij dag die hierop volgende werd Afrikaans-verwarrend. We konden de juiste weg niet vinden, vervolgens konden we de camping niet vinden en de volgende camping bestond niet. Uiteindelijk zijn we veel verder naar het noorden doorgereden dan we die dag van plan waren en kwamen we uit bij Mocimboa De Praia. De dag erna kostte het ons voor het eerst moeite om te tanken, bij meerdere tankstations was de bezine op. Na een paar pogingen kwamen we bij een pomp van Indiers terecht (die lijken hier de meest succesvolle zakenmensen). Na voor de laatste keer het lekkere versgebakken brood te hebben gekocht langs de weg, vertrokken we richting de grens van Tanzania. Dit bleek ook lastiger dan gedacht, aangezien onze gps ons dwars door niemandsland stuurde. We hebben urenlang gereden over een smal, deels overwoekerd zandweggetje, waarbij we ons ondertussen afvroegen of we hier wel goed aan deden en waar we dan uit zouden komen. Toen we uiteindelijk weer op een soort verharde weg uitkwamen stuitten we (volgens de gps) 5 km voor de Mozambikaanse grensovergang op een soort slagboom. Deze bestond uit een verwarmingsbuis op twee houten palen. We zagen niemand in de buurt en toen ben ik maar uitgestapt om deze op te tillen. Er kwam in de verte een man in een soort uniform aanlopen. Ik heb toen vragend mijn duim opgestoken en kreeg van hem een zelfde soort reactie. Ik had wat moeite met de buis en hij kwam me toen helpen (dacht ik). Joris reed door, ik stapte weer in en langzaam rijdend kwamen we langs een krakkemikkig gebouwtje. Oeps, dit bleek de grenspost al te zijn. Het half uur daaropvolgend had ik het best een beetje benauwd omdat daar allemaal zwaar bewapende mannen stonden en een hele boze en blijkbaar zwaar beledigde baas. Ik werd herhaaldelijk gevraagd waarom ik de slagboom had opgetild, dat had ik absoluut niet mogen doen. Na vele malen mijn nederig excuses te hebben aangeboden en met iets verhoogde, zo beleefd mogelijk klinkende stem, te hebben uitgelegd dat ik alleen maar wilde helpen, dat er niemand in de buurt was en dat ik iemand het loopje wilde besparen, mochten we uiteindelijk toch de nodige formaliteiten afwerken, werd de auto kort gecontroleerd en konden we weer door.

We hebben de dagen ervoor flink getwijfeld over onze grensovergang naar Tanzania. Op het internet is er namelijk erg weinig informatie over te vinden. Je moet hier over een rivier heen. Voorheen zou de ferry hebben bestaan uit een paar kano’s die aan elkaar vast werden gebonden, waar de auto op zou moeten. Daarbij moet je je voorstellen dat het daar vol zit met krokodillen en nijlpaarden. Dit wilden we dus niet. De alternatieve optie was een heel eind landinwaarts (hele slechte wegen die bijna onbegaanbaar zouden zijn in het regenseizoen en over bruggen die deels zijn weggespoeld in het regenseizoen). Ze hebben daar een gigantische en moderne brug gebouwd met aan beide kanten een paar km. asfalt. Het plan was dus eigenlijk om de gok te wagen dat we het wel zouden halen en dat we dus over de brug (Unity Bridge) zouden gaan. In Pemba spraken we echter een Nederlandse jongen die ons vertelde dat er sinds ca. 6 maanden een echte ferry vaart. Hier waren we dus uiteindelijk naar onderweg.

Daar aangekomen zagen we heel veel mannen (en kinderen, allemaal jongens) en een paar vrouwen.  De meeste mannen hadden duidelijk een slok teveel op en je zag hier en daar kleine flesjes Rhino (gin )liggen. Verder was het er een enorme bende en had men hier nog niet bedacht dat je aan toeristen geld kunt verdienen door bijvoorbeeld een flesje Cola te verkopen. Een jongen die vrij goed engels sprak legde ons uit dat de ferry al na ca. 30 minuten zou komen. Ondertussen was het snikheet en werd er ook nog een flink vuur aangestoken in de velden naast ons. De ferry kwam inderdaad al vrij snel, maar het duurde een paar uur voordat wij erop konden. Er lagen namelijk heel veel enorme zakken op (dit bleek allemaal 2e hands kleding te zijn die zou worden doorverkocht in Mozambique) die eraf moesten.         De mannen bleken daar allemaal te zijn om dit van de boot naar een vrachtwagen te verplaatsen. Dit ging niet vanzelf want het hele proces stagneerde regelmatig omdat de mannen met elkaar in gevecht gingen om deze klus. Om het geheel nog wat zotter te maken kwamen er na een tijdje (duidelijk) rijke Mozambikanen aanrijden, mannen met nette kleren en grote zonnebrillen en vrouwen met korte rokjes en grote camera’s. Wat bleek nou, zij werkten in een stadje een paar uur rijden hiervandaan en zij kwamen naar de nieuwe ferry kijken, hun idee van een leuk dagtripje. Na langdurig poseren boden de mannen ons een koud drankje aan en moesten we met hun op de foto. Na dit hele ritueel vertrokken zij weer. Wat met name gek was aan deze situatie, is dat wij bij aankomst door de lokale mannen en kinderen werden belaagd maar dat zij totaal niet werden benaderd of lastiggevallen. Verder hebben wij ons vrij goed vermaakt met de kinderen. Klapspelletjes, elkaar spiegelen, kaarten etc.                                                                                                        De ferry overtocht ging voorspoedig, heel langzaam omdat het erg ondiep was, maar leuk omdat we ondertussen van de nijlpaarden in het water konden genieten.  Tevens kwamen een aantal mannen naar ons toe met de vraag (weinig woorden, meer gebaren) of we een pleister hadden. Een man had een flinke wond op z’n been, dus even verpleegster gespeeld inlusief Betadine en de man erg blij.                                                                                                                                    We vreesden nog even dat we de kade niet op konden komen (hoog, steil, erg modderig..) maar met wat aanwijzingen van de kapitein en Joris z’n driving skills kwam het toch nog goed. Onze eerste indruk van Tanzania was erg goed, iedereen die we onderweg tegenkwamen zwaaide vrolijk naar ons en er werd heel veel ‘Mambo/ Jambo’ en ‘Poa’ geroepen (zie ps.). Bij de grenspost was iedereen ook erg aardig en beleefd en konden we vrij snel weer door. Onze eerste bestemming was Mtware, een vrij grote stad aan de kust. We kwamen daar uiteindelijk in het donker aan, wat erg pittig rijden was. Bij het begrip ‘grote stad’ maak je je natuurlijk een voorstelling...die klopt niet! Chaos, hoofdzakelijk onverharde wegen (lees: grote gaten en modder), alle voertuigen kris kras door elkaar. Zelfs onze gps begreep er niks van! Na wat rondrijden kwamen we gelukkig toch aan bij het hotel waar we zouden kamperen. Tot onze verbazing liepen daar allemaal Masai. We hoorden later dat zij vaak worden ingehuurd als bewakers bij grote resorts/ campings/ hotels etc.

De volgende dag hebben we onze ‘third party insurance’ geregeld, normaal moet je dat bij de grens doen, maar dit was bij deze grens niet mogelijk. Toen we vervolgens wat boodschappen deden bij een mini supermarkt kwamen we een Nederlandse vrouw tegen die al vele jaren in Tanzania had gewoond. Zij ging een aantal dagen daarna zelf weer terug naar Nederland, omdat ze graag in de buurt van haar (klein)kinderen wilde zijn, haar man blijft hier om vrijwilligerswerk te doen.  De vrouw nodigde ons uit om aan het einde van de middag wat te komen drinken. Er zouden nog twee Nederlanders komen die in de buurt werkten. Dit werd een gezellige avond (met tosti’s met Nederlandse kaas en Zaanse mayonaise!) met veel  verhalen over leven en werken in Tanzania. Hierbij ook de frustraties. De andere Nederlandse vrouw is bijvoorbeeld een arts in een lokaal ziekenhuis. Zij had een erg slechte dag gehad. Er was bijvoorbeeld een patient die een been amputatie nodig had gehad, deze was echter niet doorgegaan omdat er geen water was en daarom was de man overleden.

Na Mtware zijn we langs de kust een stukje naar boven gereden, naar Mikindani. Hier staat een oud Duits fort, prachtig gerenoveerd en tegenwoordig een hotel. Dit wordt momenteel gerund door een Engels echtpaar die dit in het kader van vrijwilligerswerk doen. Ze hebben een jaar contract, gratis woning en eten en een bescheiden onkostenvergoeding. Het idee hierachter is werkgelegenheid bieden (en engels onderwijs) aan de lokale bevolking en hiermee aantrekkelijker worden voor toeristen, zodat de mensen in de buurt meer kunnen verdienen met hun winkeltjes etc. Wij hebben die avond op de parkeerplaats gekampeerd, fantastisch gegeten, lekker gezwommen in het zwembad en gefantaseerd over een dergelijk project, of dat misschien iets voor ons was of voor mensen die we kennen. Je hoeft er geen horeca ervaring voor te hebben, IT ervaring is wel mooi meegenomen (dus laat maar weten als je geinteresseerd bent, vanaf dit najaar is de positie weer beschikbaar). We hebben daar in de omgeving nog een wandeling gemaakt. Er kwamen veel kinderen op ons af die ons allemaal vroegen “ What is my name?” We hebben ze proberen uit te leggen hoe ze deze vraag beter kunnen stellen en hoe ze zichzelf voor kunnen stellen. Toen we wat verder het dorp uitliepen kwamen we een paar jonge meisjes tegen die verlegen gedag zeiden. Plots kwam er vervolgens een meisje naast me lopen, greep m’n hand vast en bleef die de komende ca. 5 minuten vasthouden. Ze kon geen Engels, we hebben een paar woorden in Swahili gesproken en verder gewoon gezwegen..’t was een mooie ervaring. Je ziet hier in Tanzania geregeld mannen hand in hand lopen, dit zou een uiting zijn van vriendschap en wederzijds respect.Ik vond dit meisje vooral moedig.

Onze volgende stop was bij Kilwa, een peninsula, hier hebben we aan het strand gekampeerd. De volgende dag wilden we een boottochtje maken naar een eiland dat erg mooi zou zijn, maar aangezien ze hier veel teveel geld voor vroegen, hebben we dit toch maar niet gedaan. Wel nog gesnorkeld, wat achteraf iets te spannend bleek toen we een foto te zien kregen van een Tanzaniaanse Cobra die hier blijkbaar een ‘short cut’ door het water neemt en zo een meter de lucht in kan ‘springen’. Na inkopen op de markt was het tijd om door te gaan. We zijn toen naar Selous NP gereden. Grotendeels goed te doen, behalve de laatste km’s. Het had hier duidelijk flink geregend en bij aankomst zat de modder zelfs op het dak van de auto. We kwamen op een mooie camping terecht. Hier maakten we helaas weer kennis met de Tanzaniaanse geldklopperij (ze wilden hier 60 dollar voor een plekje op de camping!). De camping ernaast vroeg na wat onderhandelen de helft. Er werd een mooi vuur voor ons gemaakt en de wc en de douche werden vluchtig onder handen genomen..maar ‘t mocht niet baten. Al snel kwam het met bakken uit de hemel. Die avond hebben we wel heel leuk zitten praten met een ranger. Hij heeft ons van alles verteld over Tanzania, de cultuur, de verschillende ‘stammen’, over dagelijkse dingen en regels die voor hem heel normaal zijn, maar zo anders dan bij ons. Bijvoorbeeld over de verschillen tussen de mannen en de vrouwen (de vrouwen doen hier het meeste werk en het zwaarste werk, voor de mannen is er veel tijd om te spelen, wij hebben hier bijvoorbeeld in de meest afgelegen en primitieve dorpjes wel een pooltafel zien staan, met bijna alle mannen van het dorp eromheen!). Een ander voorbeeld dat hij gaf was het feit dat je als man voor een bepaald aantal koeien moet zorgen als je een vrouw wilt trouwen, als een soort bruidschat. Verder is hier nog veelal sprake van polygamie en dat dit meestal gebeurt op verzoek van de vrouw, aangezien zij graag ziet dat haar vele taken verdeeld worden over meerdere vrouwen (voor de kinderen zorgen, koken, hout en water halen etc.).  We hebben hem verbaasd met ons verhaal over de veehouderijen in Nederland, hem beschreven dat de meeste koeien bij ons door een machine wordt gemolken....waarschijnlijk ziet hij nu een soort Robocop voor zich die aan de uiers hangt, maar toch leuk om zo te kunnen praten met elkaar. We komen niet vaak Afrikanen tegen die zo goed engels kunnen.                                                                                                                                Helaas heeft het vervolgens bijna de hele nacht geregend en hebben we uiteindelijk besloten dat we het park niet in zouden gaan. Dit zou zo’n kwelling worden en de kans zo enorm groot zijn dat we ergens vast zouden komen te zitten, dat was het allemaal niet waard.  Vervolgens zat er helaas niks anders op dan een groot deel van de route van de dag ervoor weer terug te rijden en vervolgens verder naar het noorden. Die avond kwamen we uit bij Dar el Salaam en zijn we naar een camping gegaan net ten zuiden van de stad, Kipepeo Beach.  Dit vonden we niet zo’n fijne plek, erg toeristisch, luide muziek, duur en eten van erg slechte kwaliteit. Het strand was er wel prachtig en het water heerlijk warm.  En we hebben daar leuke medereizigers onmoet. Twee Australiers die al ca. 2.5 jaar onderweg zijn op een flinke BMW motor en een Fransman, ook op de motor, die ze onderweg hebben ontmoet. We hebben erg genoten van hun mooie verhalen, tijdens een gezamelijke bbq. Zij zouden in de daaropvolgende dagen naar Zanzibar gaan. Wij waren dit eigenlijk niet van plan. Onderweg hebben veel mensen ons gezegd dat het erg duur is en te druk en toeristisch. Omdat we er nu toch zo dichtbij waren en we de auto veilig op de camping konden laten staan, zijn we toch maar gegaan, we wilden in ieder geval een dagje door Stonetown wandelen.  De volgende ochtend zijn we met een soort Tuk Tuk naar de ferry gereden. Doordat men ons daar probeerde af te zetten met zelfverzonnen ‘port tax’ en wij dit weigerden, hebben we helaas onze boot gemist en moesten we 3 uur wachten op de volgende. Toen we uiteindelijk op Zanzibar aankwamen, leek het even of we linea recta weer terug moesten. Zanzibar hoort tegenwoordig dan wel bij de rest van Tanzania, maar ze hebben blijkbaar nog wel hun eigen regering (?) en we moesten bij Immigratie ons paspoort laten zien. Wij hadden alleen een kopie meegenomen, wat geen probleem zou zijn geweest, mits we ook een kopie van ons Tanzaniaanse visum hadden gemaakt. Gelukkig  kwamen we eruit met veel geduld en glimlachen. Op de vraag “hoe weten we nu of jullie wel een visum hebben?” konden we gelukkig makkelijk antwoorden” omdat we hier zijn”. We zouden natuurlijk nooit de grens over zijn gekomen zonder visum. Helaas was er toen nog een hobbel, er kwam namelijk een vrouw op ons af die graag onze stempels wilde zien i.v.m. gele koorts. Joris had hier wel over gelezen, maar niet aan gedacht en ik wist al helemaal van niks. We hadden onze vaccinatieboekjes natuurlijk niet bij ons. Echter, ook deze vrouw nam al snel genoegen met ons excuses en vriendelijke woorden en toen mochten we toch het eiland op. Vanaf de haven loop je direct Stonetown in, een wirwar aan smalle straatjes/ steegjes. We hadden al een hotelletje in gedachten waarnaar we op zoek gingen. Helaas werden we hier al snel bij gestoord door een nogal vervelende en (zeer) aanhoudende man die ons wel even zou brengen. Later begrepen we dat deze man en vele anderen op deze manier commissie hopen te krijgen van het hotel. Later die dag kwamen we de Aussies en de Fransman tegen en die werden tot hun grote frustratie ook op de voet gevolgd door zo’n man.

We zijn uiteindelijk maar 1 nacht op Zanzibar gebleven. Stonetown was niet zo bijzonder als gehoopt en wij waren niet op zoek naar een strand vakantie bestemming, dus hebben we na wederom een gezellige avond met de andere 3 reizigers, het vaste land weer opgezocht.  Wat trouwens ook niet hielp is dat het ontzettend hard en eindeloos regende.

Hierna zijn we landinwaarts gegaan, richting Morogoro. Dit werd pittig, alles bleek vast te staan, 10 km per uur. En toen we eindelijk weer een beetje vaart konden maken..radarcontrole! Twee agenten in een keurig wit uniform, vriendelijk lachend...maar we reden blijkbaar 59 waar we maar 50 mochten. We zouden 30.000 shilling moeten betalen (ca. 15 euro). Wij glimlachten vriendelijk terug, aangevend dat we dat wel een erg groot bedrag vonden, dat we daar wel van schrokken. Meneer agent: “ Je krijgt een bonnetje.” Wij: “ Maar meneer, daar wordt het niet minder van.” Ondertussen was er door hun beperkte engels veel verwarring over waar we nou vandaan kwamen. Toen wilde de agent ons rijbewijs zien, staarde een tijdje naar het kopietje dat ik hem gaf. Er werd even in Swahili overlegd en toen zei de agent dat we er van af kwamen met waarschuwing kregen en voortaan “ Bongo” (swahil voor zo iets als “ use your head” betekenen)!!! In Morongoro hebben we gratis mogen logeren op de parkeerplaats van een hotel. We neigden even naar een kamer, aangezien het nog steeds keihard regende.

Hier hebben we, vanwege het weer, besloten onze route aan te passen. Vervolgens zijn we richting het westen gegaan (waarvoor we helaas eerst naar het zuiden moesten) in de hoop dat we beter weer zouden hebben tegen de tijd dat we het noorden zouden bereiken met de Kilimanjaro en een paar grote parken. De periode die hierop volgende vonden we een wat minder leuk stuk van onze reis. Lange dagen rijden op hele slechte wegen, 8 uur lang door elkaar worden geschud en dan nauwelijks iets zijn opgeschoten...We zijn via Iringa, Mbeya en Mpanda gereden en overal bij hotels op de parkeerplaats geslapen. We hebben nog wel eens over een kamer gedacht, maar onze tent was veelal een stuk luxer en schoner dan de kamers die we daar aantroffen. Onderweg veel kleine dorpjes, veel zonnebloemvelden, iedereen kauwend op suikerriet. Ons doel in het westen was Gombe Stream NP, aangezien daar chimpansees leven. We moesten daar met een boot naartoe. Ze willen daar graag dat de blanken een boot huren van meer dan 300 dollar, maar wij zijn met de lokale watertaxi gegaan, een houten boot met heel veel mensen en spullen (en maar 2 dollar per persoon). We vonden het beiden fantastisch om de chimps te zien, waar je met een gids naartoe gaat, en die staat weer in contact met een ‘tracker’, een man die overdag de chimpansees volgt. Er was echter helemaal geen informatievoorziening, wat wij wel echt jammer vonden. We hebben 2 fotografen gesproken die ons heel veel konden vertellen over de apen en we hebben gesproken over een documentaire waar ik vroeger helemaal weg van was (‘People of the Forest’, daar opgenomen en een aantal apen uit die tijd leven nu nog). Verder vonden we het echt jammer dat we gigantische bedragen voor dingen moeten neerleggen, je wordt hier als blanke (Muzungu) echt als wandelend dollarbiljet gezien.Even ter vergelijking, wij moesten 200 dollar betalen plus de kosten voor de gidsen (die eigenlijk niks deden en na een uur alweer terug wilden) en een Tanzaniaan betaalt daar 1 dollar om het park in te komen. Ik wil er niet steeds over zeuren, maar het verpest Tanzania een beetje voor ons en na veel overleggen hebben we zelfs besloten om het noorden over te slaan. Het regenseizoen zou daar nu nog vollop zijn best doen en een dag door de parken rijden zou ons in ieder geval 300 dollar kosten en dan heb je nog niet eens een overnachting en eten. Vandaar dat we op advies van een medereiziger een andere route hebben genomen en na een wederom een paar pittige dagen rijden zitten we nu in Dodoma, de hoofdstad van het land. We logeren hier even bij de MAF (http://www.maf.or.tz/) om even bij te komen, wat aan de auto te rommelen, zowaar een wasmachine te gebruiken voor ons beddengoed (we zijn ondertussen meesters in een vlotte handwas, al kan al onze kleding wel weg aan het einde van deze reis!) en van het internet gebruik te maken om wat dingen te regelen.

We rijden morgen of de dag erna door richting Malawi (eerst weer richting Iringa en de dag erna naar de grens).  We zijn erg benieuwd naar dit land, daar gaat alles weer nieuw zijn.

Liefs, Ilse

Ps. Swahili: Mambo= Hoe gaat het? Poa= Alles goed! (“Fresh”). En natuurlijk Simba (leeuw) en Hakuna Matata (“...it means no worries..for the rest of your days”). Deze laatste uitdrukking wordt erg veel gebruikt. 

5 Reacties

  1. Kim:
    12 mei 2013
    Goed verhaal ieliemienie, lekker kort
  2. John:
    13 mei 2013
    Ha Ilse,

    Jouw verhalen kunnen me niet lang genoeg zijn....prachtig.

    liefs

    papa

    ps. groet aan Joris
  3. Franz:
    13 mei 2013
    Vandaag of morgen lees ik jouw verslag Ilse, maar de fotoos heb ik al bekeken. Mooi-mooi-mooi. Mij lijkt, zo aan de fotoos te zien, dat die chimps leven als goden in Tanzania. Mooie koppen hebben ze.
    Vraagje:
    is het Joris gelukt om in die klapperboom omhoog te klimmen, of deed hij maar alsof?
  4. Franz:
    14 mei 2013
    Dag Ilse.
    Ik heb jouw stuk gelezen. Tsjonge-jonge denk en schrijf ik...
    'Kan me goed voorstellen, dat die eindeloze regen wel 'n keer mag ophouden. Leuk verslag heb je weer geschreven. kMoest wel lachen toen ik op de http://www.maf... las, dat je daar ook je voertuigbanden kunt laten balanceren. Alsof dat nodig is bij die lage snelheden die jullie halen.
    Maargoed...geniet, blijf genieten, khoop dat de zon zo weer volop gaat schijnen (en hopelijk hier in nl ook weer) en dat de auto lekker blijft rijden.
    Tuf-tuf-ze, Franz
  5. Kiki:
    20 mei 2013
    Hi Ilse, leuk om je laatste verslag te lezen! Spannend lijkt me, ik krijg helemaal zin om ook te gaan... Ga snel je eerdere verhalen lezen :-) Liefs, Kiki